Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [23]zijzelven verkondigen van ons, [24]hoedanigen ingang wij tot u hebben, en hoe gij tot God bekeerd zijt [25]van de afgoden, om [26]den levenden en waarachtigen God te dienen; 23. Namelijk de gelovigen, die uit andere landen of gemeenten tot ons komen. Zie vs.7. 24. Hoe vlijtig en ijverig gij ons tot u hebt ingelaten, en het woord des Evangelies hebt aangenomen. Zie Hand.17:4. 25. Dat is, van den dienst der afgoden. 26. Door den eersten titel wordt God van de stomme beelden en andere levenloze schepselen, die de heidenen dienden, onderscheiden; door den anderen titel van de versierde goden, die uit de mensen of andere levende schepselen van hen tot afgoden waren opgeworpen.